DANSCO
Inleiding
DANSCO is een Amsterdams kunstenaarsensemble met een gedeelde productiestructuur, opgericht in 2017 door Renée Copraij en Marieke van Bueren samen met een groep kunstenaars. DANSCO stelt zich ten doel om zowel internationale als in Amsterdam gevestigde makers te ondersteunen in hun artistieke uitwisseling en maakpraktijk. DANSCO plaatst zichzelf in het veld van experimentele dans en performance. Onder anderen Florentina Holzinger, Vincent Riebeek en Samira Elagoz waren of zijn betrokken bij DANSCO. DANSCO richt zich naar eigen zeggen op flexibiliteit, haalbaarheid en duurzaamheid in de artistieke carrières van de makers die zij ondersteunt.
In de periode 2025-2028 is het DANSCO’s ambitie om een stabiele hub te worden waar zij continuïteit en ondersteuning kan bieden aan onconventionele ideeën en talenten. De betrokken makers werken allen vanuit choreografie en krijgen de ruimte om elk twee tot vier performanceprojecten te creëren, met de mogelijkheid om deze te presenteren aan publiek en partners.
De projecten kunnen volgens DANSCO bestaan uit solo- of groepsvoorstellingen, maar ook uit films, exposities, curatorial weekenden, onderzoeksprojecten, workshops, talks of randprogramma’s. Als partners hierin benoemt DANSCO Frascati Theater, Julidans, Stedelijk Museum, RedLight Arts and Culture, Jacuzzi Dance Space Amsterdam, FLAM (Forum of Live Arts Amsterdam), SNDO en een gezamenlijk internationaal netwerk.
DANSCO ontvangt geen meerjarige subsidie binnen het Kunstenplan 2021-2024.
Voor de periode 2025-2028 vraagt de organisatie bij het AFK een bijdrage van gemiddeld € 60.000 per jaar in het kader van het Kunstenplan.
Artistiek belang
De commissie beoordeelt het artistiek belang als onvoldoende.
DANSCO noemt zichzelf een kunstenaarsensemble met een gedeelde productiestructuur. Zij ondersteunt individuele kunstenaars in artistiek onderzoek en blijft daarin naar eigen zeggen zelf onzichtbaar. In het plan wordt echter niet duidelijk gemaakt wat DANSCO als aanvragende organisatie precies doet en welke artistieke uitgangspunten zij als organisatie hanteert. De commissie ziet hierin geen specifieke artistieke signatuur of artistieke visie terug. De benoemde kernkunstenaars voor de komende periode bestaan uit de kernkunstenaars Fernando Belfiore, Michele Rizzo, Vincent Riebeek en Samira Elagoz. Die laatste neemt de plek van Florentina Holzinger over, wier praktijk DANSCO ontgroeide, zo blijkt uit het plan. De commissie vindt de genoemde kunstenaars tot de verbeelding sprekende namen. Daarnaast noemt DANSCO een aantal andere gelieerde artiesten met wie zij op individuele basis werkt. Het wordt de commissie niet duidelijk op basis van welke artistieke selectiecriteria de kunstenaars zijn gekozen, of op basis van welke artistieke motivatie de instroom van Samira Elagoz tot stand is gekomen. De commissie leest geen artistieke onderbouwing van wat de gedeelde productiestructuur behelst of wat de overkoepelende artistieke lijn is waarmee DANSCO kunstenaars bedient. Hierdoor kan de commissie ook daarin geen artistieke signatuur of eigenheid van DANSCO achterhalen.
De commissie kan hierdoor evenmin beoordelen of de artistieke signatuur overtuigend wordt vertaald naar de artistieke activiteiten voor de komende periode, ook omdat het plan niet duidelijk maakt wat DANSCO concreet aan activiteiten uitvoert. De commissie leest geen plan van aanpak omtrent specifieke activiteiten, slechts een opsomming van de individuele onderzoeks- en productiebehoeften van de genoemde kunstenaars. DANSCO reflecteert in algemeenheden op de artistieke ontwikkelingen van de organisatie in voorgaande periode, waarbij vooral eerdere projecten van betrokken makers worden benoemd. De commissie kan hieruit niet voldoende opmaken of het plan van DANSCO past bij de artistiek-inhoudelijke ervaring en ontwikkeling van de afgelopen jaren en of de overkoepelende artistieke lijn wordt doorgezet.
De commissie waardeert het dat DANSCO individuele kunstenaars wil bijstaan, maar leest niet hoe DANSCO als organisatie voor hen van artistieke betekenis is. Per kunstenaar worden diens individuele artistieke visie en diens onderzoeks- en productiebehoeften aangegeven, maar de commissie ziet niet hoe dit zich verhoudt tot de organisatie. Het is voor de commissie niet duidelijk of overtuigend wat DANSCO, als overkoepelende productiestructuur, artistiek teweeg wil brengen bij haar deelnemers of publiek. DANSCO benoemt dat artistiek leider Renée Copraij betrokken is bij de artistieke begeleiding, maar wat deze begeleiding inhoudt of wat DANSCO’s werkwijze van begeleiding is, wordt eveneens niet inzichtelijk gemaakt. De commissie leest niet welke stappen daarin worden genomen, wat waarom belangrijk is in de ondersteuning en op welke wijze DANSCO voorziet in de opgesomde onderzoeks- en productiebehoeften.
DANSCO signaleert dat er in Amsterdam een behoefte is aan een gestructureerd ondersteuningssysteem voor met name onafhankelijke kunstenaars. Dit onderschrijft de commissie. Zij waardeert dat DANSCO voor deze behoefte naar oplossingen zoekt. Ook ziet de commissie de brug die DANSCO slaat tussen instanties binnen de dans- en performancesector in Amsterdam, zoals met Veem House for Performance en BAU, maar ook Dance Space for Destiny en Jacuzzi. De commissie ziet hierin een bescheiden artistieke betekenis voor het makersveld in de stad. De commissie leest dat DANSCO zichzelf hierin een unieke positie toekent, maar mist hiervoor de onderbouwing.
Belang voor de stad
De commissie beoordeelt het belang voor de stad als zwak.
De commissie leest in het plan geen overtuigende visie op het bereik in de stad. De commissie leest in het plan de beoogde doelgroepen in de stad terug. DANSCO richt zich vooral op performance art. Binnen deze niche benoemt DANSCO dat er ‘verschillende leeftijden en achtergronden’ voorbijkomen, maar de beoogde brede doelgroepen worden volgens de commissie niet helder gekaderd. Temeer omdat DANSCO in het plan aangeeft de internationale promotie te doen van de betrokken makers, had de commissie willen lezen wat de beoogde doelgroepen per maker, die verschillend van aard zijn, dan zijn. Door het ontbreken hiervan kan de commissie ook niet beoordelen of de doelgroepen passend zijn bij de activiteiten. Evenmin is duidelijk waarom DANSCO zich op deze brede doelgroepen wil richten.
De commissie ziet wel dat DANSCO zich bewust is van de niche waarin zij opereert en dat zij haar marketingstrategie en -mix richt op deze niche. DANSCO zet vooral in op de makers, die hun eigen achterban zelf meenemen. Dit vindt vooral plaats via social media. De commissie leest dit proces terug in het plan, maar mist hierbij een overtuigende overkoepelende aanpak. De aanpak vindt de commissie vrij algemeen beschreven en niet gedifferentieerd per maker of per doelgroep. Ook is zij niet overtuigd van de toegevoegde marketingwaarde vanuit DANSCO voor de makers. DANSCO beschrijft dat de betrokken makers een goede trackrecord hebben wat publieksaantallen betreft en dat het werk een groot publiek bereikt door het ‘overschrijden van traditionele speelplekken’. De commissie kan niet beoordelen of dit kloppend of passend is, evenmin wat DANSCO’s bijdrage of betrokkenheid aan de aantallen van individuele makers’ prestaties concreet inhoudt.
DANSCO geeft in het aanvraagformulier minimale percentages aan van activiteiten en publiek in de stadsdelen Nieuw-West, Noord of Zuidoost. Op basis van het plan stelt de commissie echter vast dat de activiteiten van DANSCO niet bijdragen aan spreiding van het culturele aanbod en publiek in deze stadsdelen. Specifieke projecten, speelbeurten of locaties in deze stadsdelen worden in het plan niet beschreven. De commissie leest daarmee geen draagvlak in deze stadsdelen, waardoor de commissie niet overtuigd is dat DANSCO de komende periode in deze stadsdelen een bijdrage zal leveren aan de spreiding.
Diversiteit & Inclusie
De commissie beoordeelt de bijdrage aan diversiteit en inclusie als zwak.
De commissie herkent in het plan intenties van de organisatie op het gebied van diversiteit en inclusie, maar ziet deze niet terug in een overtuigend beschreven visie. De organisatie reflecteert in het plan op de Code Diversiteit en Inclusie en beschrijft hoe zij deze code onderschrijft. Zo erkent de commissie bijvoorbeeld dat DANSCO een cultureel divers samengestelde organisatie is. Tevens geeft DANSCO aan dat de betrokken kunstenaars divers zijn en zich in de afgelopen periode qua thematiek bezighielden met culturele diversiteit en diversiteit in de zin van gender en seksualiteit. Daarin ziet de commissie dat DANSCO reflecteert op de gemaakte keuzes in programma, betrokken kunstenaars en aanbod op het gebied van diversiteit en inclusie. Wel ontbreekt er een duidelijke reflectie op wat in afgelopen periode is bereikt ten aanzien van publiek. Naast het benoemen dat DANSCO’s werk ‘weerklank vindt bij een breed scala aan mensen’, leest de commissie hier geen toelichting op terug. Ondanks dat culturele diversiteit aanwezig is in de organisatie, leest de commissie geen reflectie op welke keuzes gemaakt of welke resultaten zijn behaald met betrekking tot de eigen organisatie.
DANSCO stelt zich ten doel de komende periode te streven naar diversiteit in de kerngroep van artiesten, gericht op onder andere meer vrouwelijke en Aziatische makers. Tevens wil DANSCO haar communicatie aanpassen, met een focus op inclusieve taal. Dit vindt de commissie redelijk concrete doelstellingen.
De commissie ziet geen concrete aanpak op diversiteit en inclusie in het plan. De commissie leest dat DANSCO gemarginaliseerde stemmen op het podium wil brengen. In de individuele kunstenaars die DANSCO in het plan noemt en de thematiek in hun onderzoeks- en productievoorstellen herkent de commissie wel diversiteit, maar het is de commissie ook hier niet duidelijk wat DANSCO concreet doet om deze stemmen te vertegenwoordigen. Voor de doelstelling de kerngroep te diversifiëren met onder anderen meer vrouwelijke en Aziatische makers leest de commissie geen aanpak, evenmin voor het bereiken van een inclusief publiek. Verder omschrijft DANSCO dat zowel haar personeel als de betrokken makers, in mensen en thematiek, cultureel divers en gericht op de lhbtiq+-gemeenschap zijn. Ook benoemt DANSCO dat haar partners en publiek diversiteit en inclusie weerspiegelen. De commissie vindt het positief dat deze omschrijvingen zijn opgenomen, maar had hier graag meer uitgewerkte en concretere acties op terug willen lezen. Zo worden woorden als ‘divers publiek’ en toegankelijkheid voor ‘een breder publiek’ genoemd, maar niet onderbouwd. Dit maakt het voor de commissie moeilijk te beoordelen of de doelstellingen naar verwachting haalbaar zullen zijn.
Uitvoerbaarheid
De commissie beoordeelt de uitvoerbaarheid als zwak.
De commissie leest in het plan een beknopte visie op de bedrijfsvoering. DANSCO reflecteert kort op de vorige periode en benoemt hier bijvoorbeeld voorgaande financieringsmixen. Het plan gaat echter niet specifiek in op bedrijfsvoering, welke resultaten zijn behaald op organisatorisch en zakelijk vlak of waar DANSCO met de bedrijfsvoering de komende periode naartoe wil. Hierdoor is het voor de commissie niet te beoordelen of de visie voor de komende periode logisch voortbouwt op de voorgaande periode. Wat betreft de omgang met mensen, vindt de commissie de taakverdelingen duidelijk beschreven, zoals curatorschap en advies door Renée Copraij of Michael Scerbo als uitvoerend producent. Hoe dit zich strekt naar belangen en verhoudingen in relatie tot de betrokken makers, blijft volgens de commissie onderbelicht.
DANSCO zegt de principes van de Governance Code Cultuur te volgen, maar de commissie leest niet hoe dit concreet vorm krijgt. De commissie leest dat Renée Copraij naast DANSCO ook betrokken is bij de artistieke adviesraad van Frascati en dat DANSCO zodanig nieuwe makers hoopt te ontmoeten. Deze dubbele rol ziet de commissie als een potentiële blinde vlek, temeer omdat DANSCO ook als organisatie de samenwerking met Frascati aangaat. In het kader van good governance mist de commissie een reflectie op hoe hierbij de schijn van belangenverstrengeling zal worden vermeden. DANSCO geeft aan de Fair Practice Code te volgen; zij houdt de cao Toneel en Dans aan. Dit vindt de commissie positief. DANSCO zegt daarnaast ‘een constante dialoog’ te organiseren in het kader van sociale veiligheid. De commissie leest niet hoe DANSCO hiermee een veilige werkomgeving bestendigt. In het plan wordt een externe vertrouwenspersoon genoemd, maar verder wordt niet aangegeven sinds of per wanneer deze betrokken is. Tot slot geeft DANSCO aan een Productie Risico Inventarisatie uit te voeren, maar de commissie leest niet wat dit inhoudt. Het ontbreekt de commissie ook aan inzicht in hoe DANSCO om wil gaan met eventuele risico’s; de risicofactoren bij voorliggend plan zijn niet opgenomen.
De commissie kan ontoereikend beoordelen of de activiteiten in organisatorisch opzicht realistisch en uitvoerbaar zijn. De commissie leest namelijk geen details terug van hoe DANSCO haar activiteiten organisatorisch invult of wat deze activiteiten inhouden. Wat betreft de uitvoerbaarheid in financieel opzicht is de commissie positief, zij het met een kleine kanttekening. De financiële huishouding van DANSCO is op orde; op basis van de eigen vermogenspositie en liquiditeitspositie kan DANSCO eventuele financiële tegenslagen opvangen. De commissie vindt dat er sprake is van een relatief goed onderbouwde begroting, waarbij summier is toegelicht waar de genoemde baten en lasten op zijn gebaseerd. DANSCO geeft daarbij helder aan welk deel van de aangevraagde subsidie bij het AFK voor beheerslasten wordt ingezet. Er is een passende gestage groei zichtbaar ten opzichte van voorgaande periode. De financieringsmix vindt de commissie voldoende divers, bestaande uit publieksinkomsten, coproductiebijdragen, private en publieke fondsen. Opmerkelijk vindt de commissie dat DANSCO aangeeft dat wanneer de gevraagde structurele bijdrage aan het Fonds Podiumkunsten niet wordt gehonoreerd, DANSCO de plannen niet drastisch hoeft te wijzigen. DANSCO geeft aan dit op te vangen door meer publieke en private fondsen, maar dit ziet de commissie niet onderbouwd terug. Dit vindt de commissie onduidelijkheid scheppen over DANSCO’s subsidiebehoefte en daarmee de financiële haalbaarheid.
Conclusie
De commissie adviseert de aanvraag van DANSCO niet te honoreren omdat deze 10 of minder punten heeft behaald.
De aanvraag is beoordeeld binnen de adviescommissie Dans.